Voorpagina « Roodkapje



Een van de oudste sprookjes uit het Sprookjesbos is Roodkapje. Het bekende verhaal van het meisje dat bij haar zieke oma op bezoek gaat is geschreven door Charles Perrault, al hebben de Gebroeders Grimm het verhaal ook opgenomen in hun Kinder- und Hausmärchen". Hieronder kun je het hele verhaal van Roodkapje nalezen.

Het sprookje
Er was eens een klein meisje met goudblonde haren en grote blauwe ogen. Niemand wist eigenlijk hoe ze heette, behalve natuurlijk haar moeder en vader en haar oma. Iedereen noemde haar Roodkapje, omdat ze altijd als ze uitging een rode cape en een rood kapje droeg. Roodkapje woonde in een aardig huisje aan de rand van een groot bos, waar ze nooit alleen in mocht, omdat daar een gevaarlijke grote wolf leefde. "Roodkapje! Roodkapje!" zei haar moeder op een goede dag. "Ik heb net gehoord dat oma ziek is. Hoe kunnen we haar helpen?" Roodkapje was heel verdrietig toen haar moeder vertelde dat oma ziek was. "Oma woont aan de andere kant van het bos", zei ze. "Het is een heel lange weg naar haar toe, is het niet?"

"Ja", antwoordde haar moeder," maar ik kan vandaag niet gaan. Bovendien zal ze het fijn vinden als jij komt, Roodkapje, ze houdt zoveel van jou." "Laat mij dan gaan, mamma", riep Roodkapje uit. "Arme oma! Laten we een boel lekkers voor haar inpakken, dan wordt ze weer gauw beter." "Goed", zei haar moeder, "ik zal het mandje vullen met eieren, met koekjes, honing en een potje verse roomboter. Als je flink doorstapt, Roodkapje, kun je ervóór theetijd zijn." "Ik zal goed op het mandje passen", beloofde Roodkapje, "en ik zal nergens onderweg blijven staan!" Toen gaf ze haar moeder een zoen en holde het tuinpad af. "Misschien is het niet erg als ik de kortste weg neem, door het bos", zei ze bij zichzelf, terwijl ze voort draafde. Ben jij wel eens op een zomerdag in het bos geweest? Roodkapje vergat haar zieke oma bijna toen ze zo over de mooie paddenstoelen sprong en door het frisse groene gras huppelde. Roodkapjes dansende voetjes droegen haar luchtig voort en ze was bang voor niets en niemand. Ze zong er een liedje bij; een grappig liedje was het, over een eekhoorn in een hoge hoed en over een egel die al z'n scherpe stekels had verloren. Toen herinnerde Roodkapje zich opeens haar oma weer en vlug stapte ze weer door. "Grootmoeder is ziek", zei ze bij zichzelf. "Ik moet geen vlinders najagen en geen liedjes meer zingen. Ik moet voortmaken, voortmaken, zo gauw mogelijk het bos weer uit."

Maar helaas had haar liedje de oren bereikt van de grote boze wolf die diep in het bos woonde. De wolf was sluw en listig en hij had altijd geweldige honger. Het was al een hele tijd geleden dat hij zijn laatste hapje had verslonden. "Aha! Oho!" bromde de boze wolf toen hij Roodkapje langs zag hollen. "Aha! Oho!" De wolf bleef nog een ogenblikje liggen. Toen draafde hij vlug door de struiken, zodat hij eerder bij de dikke boom was dan Roodkapje. "Goedendag", zei hij met een aardige zachte stem (nou ja: voor een wolf was het een zachte stem). "Wat ben jij een leuk meisje en wat heb je een mooi mandje bij je. Wat zit erin? En voor wie is dat allemaal?" "Het mandje is voor mijn zieke oma", zei Roodkapje. "Aha!" zei de grote boze wolf. "En laat mij eens even raden" Jij bent op weg naar oma!" "Ja, zo is het", zei Roodkapje. "Weet je, oma is ziek en ze moet lekkere dingetjes eten, dan wordt ze weer gauw beter." "En waar woont je zieke oma dan?" vroeg de wolf, die zijn best deed om er helemaal onverschillig uit te zien. "Net aan de andere kant van het bos", zei Roodkapje, "in een aardig klein huisje. Ze woont helemaal alleen en ze houdt veel van mij. Maar ik moet nu weer vlug verder lopen." "Natuurlijk", zei de grote boze wolf, breed grijnzend, "ik zal je niet ophouden. Loop maar vlug door, liefje, ik weet zeker dat oma al met smart op je zit te wachten. Waar zei je ook weer dat haar huisje staat? "Niet zo ver, aan de andere kant van het bos", zei Roodkapje, "ik zal nog vlug een paar bloemen voor oma plukken en dan moet ik echt gaan hoor!"

Zodra Roodkapje verdwenen was, maakte de wolf benen. Hij wist een heel korte weg door het bos, recht naar het huisje van Roodkapjes oma, en hij zou er veel eerder aankomen dan zij. Eekhoorn Pluimstaart, de Zangvogels en de twee konijntjes Langoor zagen hem als de stormwind voorbij rennen. "Wat heeft die een haast?" vroegen ze zich verbaasd af, maar ze durfden hem niets vragen. Alle oma's zijn lief, en de oma van Roodkapje was al heel lief en vriendelijk uitgevallen. Zodra een klein bosvogeltje haar had toegezongen dat Roodkapje haar kwam opzoeken, voelde ze zich al beter. Weldra was ze sterk genoeg om rechtop in bed te zitten en een beetje te breien. Maar intussen luisterde ze goed of ze het zachte stemmetje van Roodkapje nog niet hoorde. "Ik hoop dat ze een potje honing meebrengt", zei grootmoeder bij zichzelf. "Een lepeltje honing na mijn nare drankje zal veel heerlijker smaken dan een pepermuntje." Opeens keek grootmoeder naar de deur. Ze was er zeker van dat ze iemand buiten hoorde lopen. "Grootmoeder, grootmoeder, mag ik binnenkomen", riep de grote boze wolf met een honingzoete stem. "Hier is Roodkapje die u eens komt opzoeken." "Dat is heerlijk, m'n kind! "riep grootmoeder uit. "Wat ben ik blij dat je er eindelijk bent. Ja, kom maar gauw binnen." "De deur is dicht, oma", riep de wolf terug. "Hoe moet ik binnenkomen?" "Trek maar aan het touwtje", zei de oude dame. "Trek maar aan het touwtje en de deur gaat open. Ik dacht toch datje dat wel wist!" De grote boze wolf likte zijn lippen af toen hij aan het touwtje trok en de deur opensprong.

De grote boze wolf sprong op grootmoeder toe en hap! had hij haar meteen verslonden. Toen wikkelde hij zijn lelijke kop in haar sjaal, zette haar slaapmutsje op en deed haar ronde brilletje voor zijn sluwe ogen. "Als ik de gordijnen dichttrek", zei de slimmerd bij zichzelf," en goed onder de dekens blijf, dan zal Roodkapje mooi in de val lopen." En met die gedachte wipte hij in oma's bed en ging liggen wachten. Intussen draafde Roodkapje vlug voort. De zon begon al te dalen en er stak een fris windje op, waarvan ze huiverde. "Ik zal voor oma een lekkere beddenkruik maken om haar voeten warm te houden", zei Roodkapje bij zichzelf. "En een kopje sterke thee is ook al goed voor zieke mensen. We kunnen er een paar koekjes bij eten en misschien nog een boterhammetje met verse roomboter." Eindelijk zag ze het huisje voor zich en Roodkapje holde vlug naar de deur. Zachtjes klopte ze aan. "Hier ben ik oma, Roodkapje", riep ze.

"Kom maar binnen, liefje, kom maar vlug binnen", riep de wolf met een krakerig gefluister, waarvan hij maar hoopte dat het een beetje klonk als de stem van de oude grootmoeder. "Trek maar aan het touwtje, liefje, en kom vlug binnen. Je arme zieke ouwe oma kan bijna niet afwachten datje binnenkomt." "Ik kom al, oma", riep Roodkapje terug. Ze trok aan het touwtje en de deur sprong open. "Kom vlug binnen, kind, kom maar vlug binnen", zei de wolf met een fluisterstem. "Kom maar dicht bij mijn bed staan, kind." Roodkapje glimlachte allerliefst toen ze naar het bed kwam. Wat zou oma opkijken als ze zag wat er in het mandje zat en wat voor mooie bloemen ze voor haar in het bos had geplukt! En wat zou ze blij zijn met de koekjes, de honing, de roomboter en de eitjes! "Zo is het goed", zei de boosaardige wolf, toen Roodkapje op haar tenen aan het bed kwam. "Kom hier en geef je oma een dikke zoen! "Maar grootmoeder", zei Roodkapje, toen ze vlak bij het bed was, "grootmoeder - wat heeft u grote armen?" "Dan kan ik je beter vasthouden, m'n kind", antwoordde de kwade wolf. "En grootmoeder, wat heeft u grote oren! "Dan kan ik je beter horen, m'n kind!" zei de wolf. "En grootmoeder, wat heeft u grote ogen! "Dan kan ik je beter zien, kind!" zei de wolf. "En grootmoeder, wat heeft u opeens een grote tanden gekregen!" riep Roodkapje uit. "Ahá, Ohó!" snauwde de grote boze wolf. "Daarmee kan ik jou beter op happen!" En de grote boze wolf sprong uit bed. Arme Roodkapje! Haar mandje viel op de grond, de eitjes braken en de mooie bloemen lagen vertrapt. De boze wolf stond al klaar om haar op te happen. "Help, help! schreeuwde Roodkapje. "Help, help! Help me toch alsjeblieft!"

Gelukkig was die dag de dappere, sterke jager juist in het bos. Hij had zijn geweer meegenomen om er een konijntje mee te schieten. De jager was een goede vriend van grootmoeder en hij wist dat ze ziek in bed lag. "Ik zal eens even naar haar huisje gaan om te vragen hoe het met haar is", zei hij bij zichzelf. Maar toen hij dicht bij het huisje kwam, hoorde hij zwak roepen. Het leek wel of er iemand om hulp riep. Vlug holde hij naar het huisje toe, zijn laarzen stampten zwaar over de grond. Toen hij bij het huisje kwam, keek hij eerst door het raam. En daar zag hij Roodkapje en de grote boze wolf die zijn lippen vast aflikte. Zachtjes sloop de jager naar de deur en wierp hem toen snel open; hij richtte zijn geweer: pief-paf-poef! De wolf buitelde over de vloer en was dood. "Nu hoefje niet bang meer te zijn", zei de jager met zijn vriendelijke zware stem. "De grote boze wolf is dood. Hij kan je geen kwaad meer doen." "Maar, maar, hij heeft oma opgegeten", snikte Roodkapje en ze wierp zich in zijn armen. "Dat zullen we dan eens gauw zien", zei de jager. En hij trok zijn scherpe hartsvanger uit de schede en sneed de wolf eendere open. En wat dacht je? Daar stapte grootmoeder, levend en wel naar buiten, zo goed als nieuw en helemaal compleet, hoewel ze haar sjaal niet om en haar slaapmuts en leesbrilletje niet op had! En zo liep alles toch nog goed af.

De dappere jager bleef nog een poosje en gaf oma haar drankje in, en Roodkapje gaf haar een lepel vol lekkere honing achteraan. Toen zette Roodkapje een pot vol krachtige thee en koekjes erbij, en grootmoeder verklaarde dat ze zich al een heel eind beter voelde. Na de thee omarmde Roodkapje haar zieke oma en beloofde gauw terug te zullen komen. Toen bracht de jager haar veilig en wel door het donkere bos naar huis. En er was geen grote boze wolf meer die op de loer lag!

Roodkapje in de Efteling
Eén jaar na de opening van de Efteling, verscheen Roodkapje in het Sprookjesbos. In die tijd bestond de uitbeelding van het sprookje nog enkel uit een statische weergave van het rood gekapte meisje en een wolf tussen de bomen. Het huidige wegwijsbord bij het sprookje is een replica van de weergave uit de eerste jaren. In 1960 verscheen het huisje van de grootmoeder van Roodkapje. In het huisje ligt de wolf al likkebaardend te wachten tot Roodkapje komt.

In 2016 bleek bij een renovatie dat het huisje in te slechte staat was, waarna besloten werd om het huisje geheel af te breken en opnieuw op te bouwen. Het huisje zal met de huidige bouwtechnieken gebouwd worden. Aan het uiterlijk van Roodkapje en het huisje is vrijwel niets veranderd. Het grootste verschil is het zicht voor kinderen op Roodkapje. De rotsmuur heeft ter hoogte van Roodkapje plaats gemaakt voor een hekje.