Voorpagina « Kleine Boodschap



In het Sprookjesbos en op het Anton Pieckplein zijn een aantal sprookjes te vinden, die niet iedereen zal kennen. Draak Lichtgeraakt, de Sprekende Papagaai, de Stenen Kip en de Trollenkoning zijn hier enkele voorbeelden van. Het zijn bekende figuren, die bekend zijn van de mythen, sagen en legenden. Maar een echt sprookje van de Draak of de Trollenkoning, zoals ze in het park te vinden zijn was er tot voor kort niet. In 2009 en 2011 heeft de Efteling twee sprookjesboeken uitgebracht, met daarin het sprookje van ieder sprookjesfiguur uit het park. Op deze pagina het verhaal van de Kleine Boodschap.

Het sprookje
Er was eens een koning die over een prachtig land regeerde. Het land bestond voornamelijk uit glooiende heuvels die bedekt waren met dichte bossen. Ontelbare paden kronkelden zich door het groene landschap. Je kon er dan ook gemakkelijk verdwalen. Gelukkig had de koning een trouwe boodschapper in dienst die iedereen de weg wees. Het was een kabouter, de Kleine Boodschap werd genoemd. Het vrolijke ventje droeg een groene puntmuts waarop een rode veer prijkte. Hij zei altijd: "Zonder die veer ben ik mezelf niet meer!"

Iedereen kende Kleine Boodschap. Zijn huisje stond op een kruispunt waar veel volk langskwam. Er was een vijvertje en voldoende gelegenheid voor de vermoeide reizigers om zich even op te frissen. De meesten hielden er halt voor een slokje en een praatje en vroegen aan de kabouter welke weg ze het beste konden nemen. En het leuke was dat hij voor iedereen een mooie spreuk klaar had. Met een opgestoken duim wees hij de weg en zei daarbij iets als:

Er zijn vele wegen onder de zonnestralen,
volg de weg van je hart
en je zult nooit verdwalen!


De spreuken van de Kleine Boodschap waren al net zo beroemd als hijzelf. Ook de koning kwam ter ore hoe goed de kabouter zijn werk deed. "Moeten we die Kleine Boodschap niet eens in het zonnetje zetten?" vroeg de koning op een dag aan zijn minister. "Dat heeft hij zeker verdiend, majesteit," antwoordde de minister. "En weet u wat ik zo knap vind? Dat hij zo goed de weg weet terwijl hij eigenlijk nooit van zijn plaats komt!" "Hoe doet hij dat?" vroeg de koning verbaasd. "Ik weet het niet, majesteit. Hij zit de hele dag op het muurtje bij zijn vijver en komt zelden ergens anders in het land. En toch bestaat er geen betere gids dan hij!" "En daarom wil ik hem onderscheiden," zei de koning. "Voor bewezen diensten."

Kleine Boodschap zat intussen, zoals altijd, op het muurtje van de vijver. Er kwam een vouw aan met een klein jongetje dat nodig moest, en de kabouter wees het ventje waar het kleinste kamertje was. "Kleine boodschap... die kant op!" Zijn duim gaf zoals altijd de juiste richting aan. En uiteraard had hij nog een spreuk paraat:

Zorg dat je steeds op tijd
van je lasten bent bevrijd!


"Bedankt voor de mooie spreuk, Kleine Boodschap" zei de vrouw toen ze weer vertrok met haard kin. "Hè, hè", zei Kleine Boodschap tegen zichzelf, "wat een loom lenteweer." Hij sprong van zijn muurtje en ging in het gras liggen. "Een dutje zal me goe... oewaaah... doen," gaapte hij en hij viel in slaap.

Een zwarte merel kwam aanhuppen en zag de rode pluim op de muts van Kleine Boodschap. "Twiet, twiet! Die kan ik goed gebruiken voor mijn nest," tjilpte hij. De merel trok de veer van de muts en vloog ermee het bos in. Even later werd Kleine Boodschap gewekt door een man met een wagen vol dunne boomstammen. "Sorry, dat ik je wakker heb gemaakt," zei de man, "maar kun jij me uitleggen hoe ik bij de rivier kom? Ze zitten te wachten op het hout voor de nieuwe brug." "Eh, ja, dat moet ik wel weten," antwoordde Kleine Boodschap. Hij stak zijn duim op en zei: "U gaat hier eerst links en dan eh... eens kijken... Was het nou de tweede of de derde rechts?" Het was de eerste keer in zijn leven dat hij twijfelde. Was hij nog niet helemaal wakker? In elke geval stuurde hij de man met de wagen de verkeerde kant op. En hij vergat ook nog een spreuk te zeggen.

De man was nog maar net vertrokken, of er kwam een ridder in galop aangereden. "Ho!" riep de ridder en hij trok aan de teugels om zijn paard tot staan te brengen. "Kabouter," sprak hij hijgend, "wijs mij zo snel mogelijk de weg naar het kasteel van uw koning!" Kleine Boodschap had al duizenden malen de weg naar het kasteel gewezen, maar nu aarzelde hij. "Was het nu links of rechts? Hij wilde niets laten merken en stuurde de ridder zomaar ergens naartoe. En toen de ridder uit het zicht was riep hij: "Nou moe, weer de spreuk vergeten! Wat heb ik toch vandaag?"

De volgende ochtend zat de koning in vergadering met zijn ministers. "Hoe gaat het met de bouw van de brug over de rivier?" vroeg de koning. "Niet zo vlot, majesteit," antwoordde de minister. "Ze wachten op een lading hout, maar die is nog altijd niet gearriveerd." Opeens kwam er een lakei binnen. "Majesteit, vergeef me dat ik u stoor, maar deze ridder hier brengt nieuws van koning Koenraad." "Kom verder," zei de koning, "en vertel ons... Hoe gaat het met mijn ouwe makker Koenraad?" "Hij is erg ziek, majesteit," antwoordde de ridder. "Hij heeft mij gestuurd om dokter Diederik te halen."

"Dat is slecht nieuws," zei de koning. "We zullen dokter Diederik ogenblikkelijk met u meesturen. Goed dat u zo snel hiernaartoe bent gekomen. " "Eh, majesteit," zei de ridder, "ik zou hier gisteravond al zijn geweest als die kabouter me niet finaal de verkeerde kant op had gestuurd." "Kleine Boodschap?" vroeg de koning verwonderd. "Haha, nee, ik denk dat u hem dat verkeerd begrepen hebt. Kleine boodschap wordt binnenkort zelfs gehuldigd omdat hij zo goed de weg kan wijzen... Maar kijk, daar is de dokter al. Gaan jullie maar gauw!" Kleine Boodschap zat intussen in zak en as. Hij had net een paar kippenboeren die naar de markt wilden, compleet het bos in gestuurd. En de man met de boomstammenwagen was weer voorbijgekomen en had erg gemopperd. "Ik was helemaal verdwaald en heb in het bos moeten slapen!" had de man gezegd. "Gelukkig vond ik vanmorgen de rivier op eigen houtje, maar leuk is anders!"

Wat is er toch met me? vroeg Kleine Boodschap zich af. Treurig ging hij op zijn muurtje bij de vijver zitten. Hij keek in het water en zag dat zijn spiegelbeeld al net zo somber keek als hij. Plotseling viel hem iets vreemds op. "Mijn pluim!" riep hij geschrokken. "Ik ben mijn pluim kwijt!" Onmiddellijk nam hij zijn muts af en bekeek hem eens goed. "Ik moet hem ergens verloren hebben," zei Kleine Boodschap en hij begon meteen te zoeken. Maar nergens vond hij een spoor van zijn mooie rode veer.

Tegen de avond plofte hij moedeloos neer en zuchtte: "Zonder die veer ben ik mezelf niet meer!" Taratataaa! klonk het opeens. Taratatataaaa! De kabouter veerde overeind om te kijken waar dat trompetgeschal vandaan kwam. Wel twintig deftige soldaten marcheerden in hun mooiste uniformen op hem af. Ze maakten een erehaag en daardoorheen kwam de koning met zijn minister aangeschreden. Wat krijgen we nou? dacht Kleine Boodschap. Droom ik soms? Zodra de koning recht voor de kabouter stond sprak hij: "Beste Kleine Boodschap. Wij vinden dat u geweldig goed werk doet. Niemand wijst de mensen zo vriendelijk de weg als u, met meestal nog een leuke spreuk erbij..."

Kleine Boodschap begon te blozen. "Ach majesteit, het gaat niet altijd zo..." stamelde hij. Maar de koning onderbrak hem en zei: "Daarom hebben wij besloten, beste Kleine Boodschap, dat u een grote pluim hebt verdient!" Hij draaide zich naar de minister, die een satijnen kussen droeg met daarop een prachtige rode veer. De koning nam de veer en plaatste hem plechtig op de muts van de kabouter, terwijl hij plechtig sprak: "Deze pluim zetten wij graag op de muts van Kleine Boodschap, vooral zijn verdiensten!" De kabouter was diep ontroerd en bedankte de koning hartelijk. Daarna liep hij gauw zijn huisje in en haalde wat te drinken. De koning, de minister en alle soldaten kregen een glas. Het werd heel gezellig.

Zodra de koning met zijn gevolg weer weg was, bekeek Kleine Boodschap de pluim eens goed en zei: "Hij is nog mooier dan de vorige." Vanaf die dag wees hij iedereen weer de juiste weg. En nooit vergat hij om er een mooie spreuk bij de zeggen. Soms kreeg hij complimentjes voor de prachtige pluim op zijn muts. "Ach ja," zei Kleine Boodschap, "zonder die veer ben ik mezelf niet meer!"

Kleine Boodschap in de Efteling
Al vanaf het prille begin van het Sprookjesbos, is middenin het Sprookjesbos, vlak voor het Herautenplein Kleine Boodschap te vinden. Op het muurtje wijst hij richting de toiletten. Kleine Boodschap is ontworpen door Anton Pieck. In het Sprookjesbos heeft Kleine Boodschap geen spreuk voor iedere passant, het enige wat hij zegt is: "Kleine Boodschap, Kleine Boodschap". Tijdens de Winter Efteling is te merken dat het winterse weer ook aan de vriendelijke kabouter niet voorbij is gegaan. Met een bibberende stem kan hij nog net "Brrr..., kkkoud, kkkleine bbboodschap..!" uitbrengen.