Voorpagina « De stenen kip



Marerijk is de 'place to be' als het om sprookjes gaat. Natuurlijk zijn er het Sprookjesbos en de sprookjes en legenden achter attracties als Droomvlucht, Volk van Laaf, Raveleijn en Villa Volta. Ook het Anton Pieckplein huisvest tal van sprookjes, waaronder Holle Bolle Gijs, De Bremer Stadsmuzikanten, de Ganzenhoedster en Zwaan Kleef aan!. Hieronder kun je het verhaal de Stenen Kip lezen.

Het sprookje
Er was eens een oud vrouwtje dat in haar eentje midden op de hei woonde. Haar witte huisje zag er prachtig uit in de bloeiende paarse velden. Elke dag ging ze op pad om heidetakken te snijden. Van die takken bond ze bezems. Iedereen noemde haar dan ook 'vrouwtje Bezem'. Af en toe kreeg ze bezoek, dan kwam er iemand een bezem kopen of zomaar even een praatje maken. En elke avond, als vrouwtje bezem thuis kwam met een dikke takkenbos werd ze verwelkomt door haar vrolijk kakelende kip 'Eitje Tok'. De kip scharrelde al jaren rond op het erf en legde elke dag een ei voor vrouwtje Bezem. In ruil daarvoor verwende het vrouwtje haar met wat graan. "Goedenavond, Eitje Tok," zei vrouwtje Bezem dan, 'heb jij je buik al lekker volgegeten met wormpjes en kevertjes? Hier heb ik nog een handje vol graan voor je. Alsjeblieft." Eitje Tok knikte tevreden en begon aan haar toetje. Het vrouwtje nam het verse ei uit het hok en at dat op bij haar avond boterham. Vrouwtje Bezem was arm, maar gelukkig.

Even verderop in het bos woonde een vriendelijke kabouter. Op een dag was hij een doodde boom aan het omhakken omdat hij hout wilde verzamelen voor de naderende winter. De boom viel helaas de verkeerde kant op en kwam boven op zijn hoofd terecht. "Au!" riep de kabouter nog voordat hij bewusteloos op de grond viel. Urenlang lag hij daar, maar gelukkig vond vrouwtje Bezem hem, toen ze net een herfstwandeling maakte. Ze droeg hem meteen naar haar huisje. In haar bed kwam hij langzaam bij. "Oei oei oei, de boom valt… Waar ben ik?" kreunde hij. "rustig maar," zei vrouwtje Bezem. "Je bent bij mij, alles komt goed." "Ah, gelukkig," zuchtte de kabouter en hij liet zijn hoofd weer achterover op het kussen vallen. "Probeer maar wat te slapen, over een paar dagen ben je vast weer de oude." Zei vrouwtje Bezem. En zo was het, de kabouter knapte snel op en bedankte de vrouw voor de goede verzorging. "Ik kom gauw weer langs," zei hij.

Enkele weken later keek vrouwtje Bezem uit het raam en zag dat het gesneeuwd had. De heidevelden schitterden wit in de zon, zo ver ze kon kijken. In haar dikke winterjas ging ze naar buiten. "Kijk eens, Eitje Tok, wat een prachtig gezicht." zei ze tegen de kip, die al rond het huis scharrelde. Maar Eitje Tok had helemaal geen oog voor het mooie landschap. Met haar driftige snavel zocht ze onder sneeuw wat te eten. De dagen daarna was het zo koud, dat vrouwtje Bezem bijna niet buiten kwam. De heidetakken waren bedolven onder een dikke laag bevroren sneeuw. Ze waren met geen mogelijkheid af te snijden. Zo kon vrouwtje Bezem geen bezems maken, en omdat ze geen geld verdiende kon ze ook geen brood en graan kopen. Gelukkig was Eitje Tok er nog. Haar dagelijkse eitje hield vrouwtje Bezem op de been. Ze hoopte dat de lente niet te lang op zich zou laten wachten. Eitje Tok kon nog wel wat eten vinden rondom het huis. Toch miste ze haar handje graan zo, dat ze op een dag, haar eigen ei op at. Vrouwtje Bezem vond een lege schaal en een laatste restje eigeel in het kippenhok.

"Maar Eitje Tok, mijn kippetje toch, wat moet ik nou eten?" "Tok tok tok" kakelde Eitje Tok en ze liep verwaand weg met haar snavel in de lucht, alsof ze wou zeggen "nou, dan moet je me maar graan geven." Maar graan, dat had vrouwtje Bezem niet meer. Vanaf die dag ging het steeds slechter met haar. Eitje Tok at elke dag haar eigen ei op en vrouwtje Bezem had niets meer te eten. En alsof dat nog niet genoeg was, kreeg ze ook nog eens een flinke griep. Eitje Tok vloog wel eens op de vensterbank en kon dan door het raam zien hoe ziek vrouwtje Bezem was. Maar in plaats van snel een eitje te leggen om haar beter te maken, zat ze boos te kakelen. Alsof ze wilde zeggen "geef me nou eens wat graan, vrouwtje Bezem." Gelukkig wilde de kabouter juist gaan kijken hoe het met vrouwtje Bezem ging. Hij zag hoeveel sneeuw er bij de deur lag en pakte meteen de bezem om het stoepje schoon te vegen. De kabouter schrok toen hij naar binnen keek. Vrouwtje Bezem zag er ziek en mager uit. Meteen rende hij het huisje in. "O, wat ben ik blij dat je er bent." fluisterde vrouwtje Bezem. Ze vertelde dat Eitje Tok alle eitjes voor zich zelf hield en dat ze al een week bijna niets gegeten had.

De kabouter maakte intussen een vuurtje om het huisje warm te stoken en haastte zich daarna naar buiten. "Ik ben zo terug!" riep hij en hij holde het bos in. Even later was hij alweer op weg met een pannetje groentesoep toen hij zijn buurvrouw de bosfee tegenkwam. De fee vroeg vriendelijk: "Waar ga jij zo haastig naartoe met je pannetje?" De kabouter vertelde voor wie de soep was en hoe lelijk Eitje Tok zich gedroeg. "Vrouwtje Bezem boft maar met zo'n goede vriend als jij." Zei de bosfee. "ik ben juist blij dat ik iets terug kan doen." zei de kabouter. Hij was nog niet vergeten wat vrouwtje Bezem voor hem gedaan had. De bosfee ging mee naar het huisje van vrouwtje Bezem. Daar toverde ze een hele boel lekkere dingen op tafel en ook het keukenkastje was opeens gevuld met aardappels, groente, brood en meel. "Toch handig als je zo kan toveren." lachte de kabouter. "Nu zul je weer gauw beter zijn vrouwtje Bezem. Voortaan kom ik elke dag langs om te kijken of alles goed met je gaat.

De bosfee ging naar buiten en vroeg vriendelijk aan de kip "zeg Eitje Tok, dat was niet zo lief van je. Zul je je leven nu snel beteren?" Maar Eitje Tok stak weer eens verwaand haar snavel in de lucht en draaide haar staart naar de bosfee. Ze moet iets lelijks gekakeld hebben, want de fee werd opeens heel boos. Ze zwaaide wild met haar toverstaf en riep: "Eitje Tok, zoals jij kakelt, kakelt er maar één. Gaat het je niet aan het hart, of is je hart van steen?" Eitje Tok was op slag veranderd in een stenen kip, ze kon zich helemaal niet meer bewegen. "Over een week tover ik je weer terug Eitje Tok." zei de fee, "een beetje straf heb je wel verdiend." En toen de bosfee een weekje later terug ging naar vrouwtje Bezem, zag ze hoe mooi de lentezon haar werk deed. Het huisje stond in een schitterend, gespikkeld paars met wit landschap. Want de sneeuw is op veel plaatsen al gesmolten. Heideplanten staken overal doorheen. De kabouter had de hele week goed voor vrouwtje Bezem gezorgd en ze was weer helemaal opgeknapt. "We zullen Eitje Tok maar gauw weer normaal toveren" zei de bosfee. "Graag" lachte de kabouter, want vrouwtje Bezem heeft het al veel te lang zonder een lekker eitje moeten doen. De fee zwaaide met haar staf en Eitje Tok kon zich weer bewegen. Ze schudde haar veren eens lekker uit en zei vriendelijk "Toktoktok," alsof ze de fee wilde bedanken dat ze de betovering verbroken had. Ze had haar lesje wel geleerd. Sindsdien scharrelt Eitje Tok vrolijker dan ooit rond het huisje en ze kakelt dat het een lieve lust is. Zonder te mopperen legt ze het ene naar het andere ei. En vrouwtje Bezem, die eet er soms wel drie per dag.