Voorpagina « Knipsels



Knipsels
Naast het schrijven was hij ook vaak met schaar en papier bezig. Hij mocht graag mooie figuren knippen uit papier. Vaak deed hij dat als hij bezig was om een sprookje te vertellen. Hij knipte en knipte totdat het sprookje klaar was. En aan het einde van het sprookje vouwde hij het papier open en verschenen er allerlei figuren die te maken hadden met het sprookje. De kinderen waren al laaiend enthousiast over het sprookje, maar hun euforie kon niet op toen ze het meesterwerkje zagen. Niet alleen bij sprookjes knipte Hans Christian Andersen maar ook waar hij verbleef bij mensen in hun burcht of kasteel knipte hij vaak dingen. In de kasteeltuinen plukte Hans Christian bloemen en op zijn kamer nam hij dan een stuk papier. Verknipte die met mooie figuren en beeltenissen. In het midden maakte hij een gat zodat hij de bloemen erdoor kon steken.

Hoe geniaal Andersen geweest moet zijn met schaar en papier blijkt wel uit een mini stoeltje dat hij gemaakt heeft. Het is niet veel groter dan een duim maar bevat zoveel details. Het tot op de dag van vandaag te zien in het Hans Christian Andersen museum. Een van de bekendste werken van Andersen is de zon die hij geknipt heeft uit bladgoud. Uiteraard zijn zijn pen en schaar bewaard gebleven. Het grootste en laatste knipsel maakte hij aan het einde van zijn leven: voor Dorothea Melchior. Het laatste deel van zijn leven bracht hij door bij de familie Melchior. Hij was bijzonder op haar gesteld. Het bevat de karakters Pierrot, Klaas Vaak, een hofdame met waaier, een engel, een dansend meisje, en dingetjes die verwijzen naar de dood: een raaf en een doodshoofd.

Nederland
Wie denkt dat Hans Christian Andersen geen band heeft met Nederland heeft het mis. Het eerste contact dat Hans Christian had met Nederland was tijdens zijn schoolperiode te Helsingør. Hij beschrijft aan Jonas Collin een internationaal gezelschap van zeelui die Nederlands spraken. Zijn eerste echte ontmoeting met Nederlanders was in 1837 in Zweden. Hij ontmoette daar J. van 's-Gravenweert en zijn butler Johan de Graaff. Op zondag 13 juni 1847 was het dan zover, Hans Christian Andersen zette voet op Nederlandse bodem. Een bezoek dat hij in 1866 en 1868 zou herhalen. Zijn eerste indruk zijn gedetailleerd beschreven: "Holland: een bijzonder vriendelijk en propere indruk: alle stadjes zien er zeer welvarend uit. Over Oldenzaal en Goor naar Deventer, waar het juist kermis was. Het is een grote vestingstad, met prachtige huizen."

Eenmaal in Nederland werd hij voornamelijk mee naar lezingen en concerten meegesleept. Maar desondanks dat heeft hij ook attracties gezien zoals Artis (13 februari 1866), de Kalverstraat, Rijksmuseum, Stadsschouwburg in Amsterdam en Den Haag, Zuiderzee (IJsselmeer), Paleis Het Loo (logeerde hij) en de Grote Kerk in Haarlem. De Nederlanders hebben sowieso door de loop der jaren veel sympathie voor de Denen gehad en liepen daarom ook weg met Hans Christian Andersen. In de brief van 22 maart aan Henriëtte Collin schrijft hij: "... Hier in Nederland is een grote sympathie voor Denemarken. Hoe ik mij in België zal voelen kan ik me niet voorstellen: in Nederland ben ik zo bekend als een dichter maar kan, maar nu ontvalt mij die bekendheid, wanneer ik over Antwerpen en Brussel naar Parijs ga." Hans Christian Andersen heeft ook een sprookje aan Nederland opgedragen "De theepot" (1864). In mei 1846 ontmoette Hans Christian J.J.H. Verhulst. Hij verzorgde een artikeltje in de krant Het Handelsblad dat Andersen beloofde dat hij een sprookje aan enige Nederlandse letterkundigen op te dragen en kondigde aan dat hij in eigen persoon Nederland zou bezoeken.

Zijn laatste dagen
De laatste dagen van Hans Christian Andersen waren niet echt rooskleurig te noemen. In november 1872 bracht Andersen nog een bundel uit, maar vlak daarna werd hij ernstig ziek, met verschrikkelijk veel pijn, misselijkheid en nog veel meer complicaties. Hij was zo verzwakt dat hij niet meer van bed af kon. Het duidde op het begin van leverkanker waar uiteindelijk de dood op zou gaan volgen. Ondanks dat hij zo zwak was, stond hij erop de 100ste voorstelling te zien van zijn comedy: "Meer dan parels en goud". Tijdens kerst verbeterde zijn situatie wel, maar helemaal beter is het nooit geworden. Maar zijn ijdelheid bleef: hij was in zijn nopjes als er koninklijk bezoek kwam, en door de status van zijn conditie die in de krant werd gepubliceerd. Een jaar later - september 1873 - gaat het geestelijk steeds minder met Hans Christian zo schreef hij aan Henriëtte Collin: "Ik ben depressiever dan iemand zich kan voorstellen, de dagen lijken eeuwig te duren, ik heb niets meer om naar uit te kijken en ik wacht eigenlijk totdat het doek valt voor mij." In de zomer van 1874 schrijft hij aan mevrouw Melchior (het gezin waar hij in de laatste jaren veel op steunt): "Van mij hoef je geen sprookjes meer te verwachten ... Als ik wandel in tuin, wat voor verhalen de rozen en de slakken me vertelden! ... Als ik luister naar de wind, heeft hij me het verhaal over Vlademar Daa verteld, en heeft niets beters te vertellen! In het bos onder de oude eiken, wordt ik herinnert aan "De oude Eik" die zijn laatste droom lang geleden vertelde. Oftewel ik heb geen nieuwe inspiratie mee en dat is bedroevend.

Vanaf juli 1875 gaat het erg hard bergafwaarts met Hans Christian Andersen, vanaf 21 juli dicteerde hij zijn dagboek aan mevrouw Melchior en 28 juli was hij zelfs niet meer in staat om dat te doen, dus ging mevrouw Melchior zelf aan de slag, ze schreef: " 'Dank je en God zegen je', zij hij en wederom sloot hij zijn ogen en doezelde even weg. Hij wordt met de dag zwakker, zijn gezicht is erg vermagerd, hij lijkt wel een mummie. Arme Andersen." Op 31 juli: "Vraag me niet hoe ik voel, ik snap het zelf ook niet meer." Op 2 augustus dacht hij dat hij beter was, maar hij stierf op 4 augustus vijf minuten over elf in de morgen.

De begrafenis was op 11 augustus in de Vor Frue kerk. Onder de 100 gegadigden waren ondermeer de koning en de kroonprins, maar er was geen enkele bloedverwant van Andersen komen opdagen. In zijn testament liet hij Edvard Collin (de zoon van Jonas Collin) een huis, 30.000 rijksdaalder (€ 390.000) inclusief al zijn rechten van de werken achter. De rechten verkocht Edvard aan Reitzel voor een slordige 20.000 rijksdaalder (€ 260.000). Andersen werd begraven op het Assistens begraafplaats. Andersens wens was dat als Edvard en Henriëtte ook overleden waren, dat zij in hetzelfde graf kwamen als die van Hans Christian. En dat geschiedde ook. Maar enkele jaren na Henriëttes dood werden die twee bijgezet in de graftombe van de andere Collins en Hans Christian bleef alleen achter in het graf. Op zijn graf staat vermeld:


De ziel, die God in Zijn beeld heeft geschapen
is onovergankelijk, kan niet verloren gaan
Ons aardse leven hier zaad voor d'eeuwigheid
Ons lichaam overlijdt, de ziel sterft niet, maar blijft bestaan