Voorpagina « Sprookjes « Pegasus



In Ruigrijk staan de meeste achtbanen van het park. Tussen 1991 - 2009 was één van deze achtbanen de houten achtbaan Pegasus. Maar Pegasus is meer dan alleen maar een houten achtbaan of sterrenbeeld. Het is een figuur uit de Griekse mythologie. Pegasus, of Pigasos, zoals de Grieken zeggen, was de naam van een Goddelijk gevleugeld paard. Hij was een 'kind' van de Gorgona Medusa. Volgens de mythe sprongen Pigasos en Chrysaor tevoorschijn uit de hals van Medusa toen Perseus haar onthoofde. Sommigen zeggen dat Poseidon de vader is, omdat het paard en Chrysaor ontstonden toen het bloed van het onthoofde hoofd van Medusa in het schuim van de zee viel.

Maar het bekendste verhaal van het gevleugelde paard is wellicht de mythe van Bellerophon, waarin prins Bellerophon het dier vangt en temt zodat deze van dienst kan zijn in de strijd tegen de Chimaira en tegen de Amazonen. Wie overigens de film Mission: Impossible II heeft gezien, zal bij het lezen van deze alinea waarschijnlijk enkele bellen horen rinkelen. In deze film draait het namelijk om een virus en antivirus genaamd Chimaira en Bellerophon. Wat dat betreft is maar weer eens duidelijk dat ook filmmakers zich nog steeds laten inspireren door sages en legendes. Op deze pagina geen uitgebreid verslag van de film, wel kom je meer te weten over het verhaal achter Pegasus.

Het verhaal achter Pegasus
Pegasus was een prachtig, sneeuwwit maar schuw paard. Hij had heel grote vleugels als bij een vogel, en hij kon vliegen. In een tijd, lang geleden, toen de goden nog op aarde leefden, zwierf hij vrij rond in het land van de Grieken. Niemand had hem ooit bereden. Niemand was ooit dichtbij genoeg geweest om hem aan te raken, totdat een zekere jonge prins het geheim leerde kennen hoe dit prachtige, gevleugelde paard getemd kon worden. De naam van de prins was Bellerophon. Hij was heel knap en moedig en hield van reizen en avontuur. Maar zoals bij iedereen had ook de prins zijn valkuilen. Prins Bellerophon had een nogal hoge pet op van zichzelf en vond dat hij alles kon. Eigenlijk was hij een beetje een opschepper!

Op zijn reizen had de prins gehoord van koning Lobates, die regeerde over een land dat Lycië heette, ten noorden van Griekenland. Deze koning was rijk, bovendien had hij een beeldschone dochter. De koning had gezworen dat zij zou trouwen met degene die in staat was de verschrikkelijke, woeste driekoppige monster te doden, dat vuurspuwend het land onveilig maakte. "Ik ga naar Lycië", dacht prins Bellerophon, "en wel meteen". En hij ging. Toen Bellerophon aankwam werd hij welkom geheten door koning Lobates en uitgenodigd voor een feest. Op het feest werd over niets anders gepraat dan over het driekoppige monster.

Het monster werd de Chimaira genoemd, en het zag er dan ook raar uit. Vooraan zijn lijf had hij een leeuwenkop, uit het midden groeide een geitenkop en op de plek waar zijn staart hoorde te zitten zat een lange, kronkelende slang. Hij had poten en klauwen als een leeuw, maar het ruige lichaam van een geit. Het griezeligste was, dat het monster uit elk van zijn drie muilen vurige vlammen blies, en stinkende, giftige smook. "Waar het monster maar komt veroorzaakt het brand en verwoesting," zei de koning. "Mijn dapperste helden hebben er op gejaagd maar geen is teruggekeerd. Het is onmogelijk om de Chimaira te doden!" "Er moet toch een manier zijn..." mompelde Bellerophon, half in zichzelf. "Het moet mogelijk zijn." Dat beviel de koning maar matig. "Zo, mooie prins, dus jij zult er wel eens voor zorgen dat wij dat monster kwijtraken!" zei hij. "Goed! Kom maar weer terug als je het voor elkaar hebt!" En Bellerophon, de trotse jongeman, keek de koning recht aan en zei: "Ik zal het proberen!" Die nacht lag Bellerophon wakker en probeerde een manier te bedenken om de Chimaira te doden. Als ik er maar van bovenaf op kon schieten, met pijlen, dacht hij, en zelf net buiten bereik van die helse vlammen en die dodelijke adem blijven. Kon ik maar vliegen... En toen dacht hij aan Pegasus. Ik moet het gevleugelde paard zien te vinden. Hem vangen en temmen. Nu geloofde Bellerophon net als iedereen, dat het gevleugelde paard aan de goden toebehoorde. Dus nam hij zijn boog en zijn pijlen, ging scheep en zeilde naar Griekenland.

Toen hij aankwam ging hij naar de tempel van de godin Athene en bad haar om hulp. De prins was moe, dus terwijl hij wachtte op een boodschap van de godin ging hij liggen en viel vlak voor het ochtendgloren in slaap. Toen droomde hij, dat een slanke, in het wit geklede vrouw naast hem stond. In haar handen hield zij een gouden paardentoom. "Neem deze toom," zei ze. "Hiermee kun je Pegasus temmen. Je zult hem vinden bij de betoverde drinkpoel die hij gemaakt heeft met één stamp van zijn hoef. De poel ligt hoog op de berg Helicon."

Toen de prins wakker werd, zag hij naast zich op de grond een gouden paardentoom liggen. Hij raapte hem op en bekeek hem zorgvuldig en toen ging hij op weg, met zijn boog over zijn schouder en de toom in zijn hand, om de betoverde poel te vinden. Hij liep grote stukken. Hij kwam bij de berg en beklom deze, om vervolgens op een plek terecht kwam waar koel, helder water uit de grond omhoog borrelde en zich verzamelde in een poel in de vorm van een groot hoefijzer. Een eindje verderop ging prins Bellerophon zitten, leunend tegen de stam van een knoestige oude olijfboom. Hij wachtte in de hoop dat Pegasus zou komen. Maar hij kwam niet. Het werd donker en weer viel de prins in slaap. De volgende ochtend werd hij gewekt door het zware geklap wiek van grote vleugels. Hij keek op, het was alsof er een enorme, sneeuwwitte vogel naar de berg kwam vliegen, met glinsterende, haast zilveren vleugels. Maar het was geen vogel. Het was Pegasus. De vleugels sloegen langzamer en in een glijvlucht daalde het prachtige paard naar beneden en kwam neer naast de poel. Hij vouwde zijn vleugels op en begon te drinken. Langzaam kwam de prins overeind en met de toom in de hand liep hij op zijn tenen naar Pegasus. Het paard keek op, brieste luid, stampte met zijn hoeven en spreidde zijn vleugels uit, klaar om weg te vliegen. Maar toen viel zijn blik op de gouden toom. Onmiddellijk vouwde hij zijn vleugels dicht en wachtte, mak als een lam, tot de prins naast hem stond en het gouden bit in zijn bek liet glijden. De prins streelde de lange witte manen van het paard en beroerde zacht de vleugels met hun zilveren uiteinden. "Pegasus, geweldigste van alle paarden," zei hij, "breng mij naar Lycië en help mij de verschrikkelijke Chimaira te doden!"

De prins legde beide handen tussen de gevouwen vleugels en sprong lichtjes op de rug van het paard. Toen hij zat, nam hij de gouden teugels in zijn hand. "Vlieg nu!" riep hij uit en Pegasus spreidde zijn vleugels, sloeg ze traag op en neer en sprong de lucht in. Omhoog, omhoog scheerden ze samen en Pegasus vloog sneller en sneller. Wat genoot prins Bellerophon, hoog te paard in de lucht en kijkend naar de wereld beneden hem! "Dit is de enige goede manier van reizen!" zei hij. Verder vlogen ze en in een paar uur hadden ze Lycië bereikt. Eerst was het land beneden hen vol kleuren, en vol beweging van mensen en dieren. Er groeiden vruchtbomen en wijnstokken op de heuvelhellingen, er waren felgroene velden met groenten, wilde bloemen en korenvelden. Maar het duurde niet lang of ze kwamen bij een plaats die totaal verwoest was door vuur. Het gras, de bomen, elke plant was zwart. De huizen waren lege, uitgebrande ruïnes. Er waren geen mannen, geen vrouwen, geen kinderen en geen dieren. Alles en iedereen was dood. Nog vlogen ze verder, uitkijkend naar de Chimaira, tot Bellerophon rook zag opstijgen uit de opening van een grot. "Dat moet de slaapplaats van de Chimaira zijn," zei de prins. "Vlieg naar beneden, dan kunnen we een kijkje nemen."

Luid hinnikend schoot Pegasus omlaag. De Chimaira hoorde het, stiet een lang en luid gebrul uit als van een leeuw en kwam de grot uitdraven. Toen het monster Pegasus en de prins in het oog kreeg, sprong het omhoog en spoot lange, felle vlammen en giftige smook uit zijn drie muilen. De hitte was bijna niet te verdragen en de stank was meer dan afschuwelijk. Maar prins Bellerophon liet de gouden teugels los, hield het paard met zijn knieën in bedwang, legde een pijl op zijn boog, mikte, schoot... en raakte de Chimaira in zijn leeuwennek. Het monster brulde en braakte nog meer vlammen en smook. De prins kon nog maar nauwelijks ademhalen, en dat zou zijn einde hebben betekend als het wonderbaarlijke paard niet snel opzij en omhoog was gezwenkt tot ze weer in de koele, frisse lucht waren. Nadat ze allebei een beetje waren bekomen, stuurde de prins Pegasus nog een keer naar beneden, de rook en de vlammen in. Weer mikte de prins, en dit keer schoot hij een pijl in het hart van het monster. Het struikelde, en stuiptrekkend en om en om rollend stortte het monster ter aarde, luid brullend van pijn en razernij. Toen vlogen paard en ruiter weer omhoog, zweefden in de koele, frisse lucht en wachtten af.

Na een poosje werden de vlammen kleiner, de rook begon op te trekken en ze konden zien dat de Chimaira op de grond lag, onbeweeglijk en stil. Het monster was dood. Liefdevol klopte de prins Pegasus op de nek. "Prachtig paard," zei hij, "onze taak is volbracht; breng me nu maar naar het paleis van koning Lobates." En hij trok de gouden teugels strak en daar gingen ze, hoog door de lucht. Je kunt je wel voorstellen, dat toen de prins met Pegasus naar het paleis terugkeerde en aan de koning vertelde dat de Chimaira dood was, iedereen zich verheugde en hem gelukwenste en dat er een groot feest werd aangericht om het te vieren. Ze waren allemaal zo blij dat die verschrikkelijke Chimaira dood was en dat de rest van het land voor vernietiging bewaard was gebleven.

En verder? Niet lang daarna trouwde de knappe prins met de enige dochter van de koning en werd hij bovendien erfgenaam van het koninkrijk! En natuurlijk had hij nog steeds de gouden toom in zijn bezit en reed hij dikwijls op het wonderbaarlijke paard Pegasus. En prins Bellerophon was gelukkig. En dat had het eind van het verhaal moeten zijn. Maar, weet je nog, de prins had altijd nogal een hoge dunk van zichzelf gehad en vond dat hij alles kon. Wel, naarmate de tijd verstreek werd hij een nog grotere opschepper! En dan zei hij: "Wie heeft de Chimaira gedood? Ik! Is er iemand ter wereld die een paard heeft zoals ik? Niemand! Ik ben... als de goden!" Hij bleef zichzelf maar voorgehouden hoe verbluffend knap en belangrijk hij was, tot hij op een dag besloot om de goden een bezoek te brengen in hun aardse verblijf op de berg Olympus. Dus deed hij het paard zijn gouden toom aan, steeg op en beval het naar de Olympus te vliegen. Pegasus vloog op en ging hoger en hoger. Toen zette hij koers naar de berg Olympus en vloog verder. Maar voor de goden blijft niets verborgen. En Zeus, de koning van de goden, was boos. "Dus deze trotse jongeman denkt dat hij is als de goden," zei hij. En hij stuurde een vliegend insect met een heel gemene angel en die stak Pegasus, en Pegasus schrok daar zo van dat hij steigerde en prins Bellerophon afwierp. De prins viel, diep, diep naar beneden tot hij de grond raakte en stierf. Maar Pegasus zette zijn reis voort. Toen hij ten slotte de Olympus bereikte, heetten de goden hem welkom en Zeus eiste hem op voor zijn eigen speciale doeleinden. Hij krijgt de taak om bliksem en donder naar Zeus te brengen als hij het wil laten onweren.


Afbeeldingen van Bellerophon versus Chimera en Pegasus afkomstig van een Universal game